Vergeving en bitterheid


  • Want indien gij den mensen hun misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u vergeven. Maar indien gij den mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw Vader uw misdaden niet vergeven.
    Mattheüs 6:14, 15
  • En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen. En verdelende Zijn klederen, wierpen zij het lot.
    Lukas 23:34
  • En Jezus zeide tot haar: Zo veroordeel Ik u ook niet; ga heen, en zondig niet meer.
    Johannes 8:11
  • Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg, om Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet.
    Jesaja 43:25
  • Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden.
    Mattheüs 5:7
  • Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken.
    Hebreeën 8:12
  • Toen kwam Petrus tot Hem, en zeide: Heere! hoe menigmaal zal mijn broeder tegen mij zondigen, en ik hem vergeven! Tot zevenmaal? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal, maar tot zeventigmaal zeven maal.
    Mattheüs 18:21, 22
  • Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid.
    1 Johannes 1:9
  • Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons.
    Psalmen 103:12
  • Gij zult niet wreken, noch toorn behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelven; Ik ben de HEERE!
    Leviticus 19:18
  • Bij den goedertierene houdt Gij U goedertieren, bij den oprechten man houdt Gij U oprecht.
    Psalmen 18:25
  • Want Gij, HEERE! zijt goed, en gaarne vergevende, en van grote goedertierenheid allen, die U aanroepen, HEERE!
    Psalmen 86:5
  • Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten; bind ze aan uw hals, schrijf zij op de tafel uws harten. En vind gunst en goed verstand, in de ogen Gods en der mensen.
    Spreuken 3:3, 4
  • Alzo zal ook Mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet van harte vergeeft een iegelijk zijn broeder zijn misdaden.
    Mattheüs 18:35
  • En wanneer gij staat om te bidden, vergeeft, indien gij iets hebt tegen iemand; opdat ook uw Vader, Die in de hemelen is, ulieden uw misdaden vergeve.
    Markus 11:25
  • En oordeelt niet, en gij zult niet geoordeeld worden; verdoemt niet, en gij zult niet verdoemd worden; laat los, en gij zult losgelaten worden.
    Lukas 6:37
  • Maar zijt jegens elkander goedertieren, barmhartig, vergevende elkander, gelijkerwijs ook God in Christus ulieden vergeven heeft.
    Efeziërs 4:32
  • Verdragende elkander, en vergevende de een den anderen, zo iemand tegen iemand enige klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft, doet ook gij alzo.
    Colossenzen 3:13
  • Toeziende, dat niet iemand verachtere van de genade Gods; dat niet enige wortel der bitterheid, opwaarts spruitende, beroerte make en door dezelve velen ontreinigd worden.
    Hebreeën 12:15